Wij nemen aardbeien als rood waar, ongeacht of dat bij zonlicht (links: oorspronkelijke opname), bij het licht van een gloeilicht in plaats van eigenlijk oranje (midden: gesimuleerd door kleurfilter) of in het licht van een TL-lamp in plaats van eigenlijk violet (rechts: gesimuleerd door kleurfilter). De plastic bakjes dienen hierbij als vergelijkingsmateriaal.
Het is verbluffend dat een voorwerp normaal gesproken ongeveer dezelfde kleur houdt. Er treden immers flinke schommelingen in de spectrale verdeling van de omgevingsverlichting (zonlicht vs. gloeilamp) op. Deze schommelingen zorgen ervoor dat het voorwerp zelf ook heel verschillende golflengtes van het licht reflecteert. En toch lijkt de citroen voor ons geel gekleurd. Deze kleurconstantie wordt doorgaans verklaard door het feit dat de hersenen de informatie die ze krijgen over de golflengtesamenstelling van het gereflecteerde licht op een voorwerp en de omgeving daarvan, afzonderlijk van het biochemische kijkproces verwerken.
Bij dit verwerkingsproces worden neuronen in de hersenen aangesproken, die als antwoord de subjectieve kleurwaarneming van een voorwerp geven en dus niet meer alleen de samenstelling van de golflengten van het door een voorwerp gereflecteerd licht weergeven. Hier worden al de eerste associatiepatronen in de hersenen opgeroepen.
OPTISCHE ILLUSIES – “WAT KAN HET OOG NIET?”
Zien betekent dus niet de “realiteit” één op één naar de hersenen over te brengen of te spiegelen. Zien is een effectief proces, waarbij het oog filtert, structuur aanbrengt en sorteert. Af en toe gaat daarbij informatie verloren, wordt deze veranderd of wordt er zelfs nieuwe informatie bij verzonnen. Dat is goed te illustreren met behulp van optische illusies.
Een visuele of optische illusie ontstaat doordat onze hersenen met behulp van eigen ervaringen probeert om een waargenomen beeld te herkennen of te duiden. Ze roepen associatiepatronen op! Wat eigenlijk heel nuttig lijkt, zorgt in sommige gevallen echter juist voor verwarring. Een tweedimensionaal beeld wordt driedimensionaal opgenomen, en we trekken verkeerde conclusies over voorwerpen die we zien.
De hersenen proberen om een verbinding tussen de waargenomen voorwerpen te herkennen. Zo worden bijvoorbeeld rechte lijnen als scheef waargenomen of lijkt een figuur door perspectiefvertekening bijv. kleiner dan een ander figuur, terwijl ze even groot zijn. Ook kleuren worden verschillend geregistreerd. Afhankelijk van de achtergrond kunnen die lichter of donkerder overkomen. De hersenen doen dus alsof ze dingen zien die er helemaal niet zijn.